Er zijn drie grote transities die allemaal om ruimte vragen op de Noordzee: energie, natuur en voedsel (waaronder visserij en aquacultuur). Als gevolg van het Akkoord van Parijs en het nationale klimaatakkoord neemt het aantal windparken op zee sterk toe. Dat kan ten koste gaan van de ruimte voor de andere twee grote transities: voedselvoorziening/visserij en natuurbescherming en -herstel. Soms kan het samengaan en kunnen opgaven elkaar versterken, maar veelal lijken keuzes noodzakelijk.
De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft, mede namens de ministers van Economische Zaken en Klimaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken, het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL), gevraagd samen met de rijksoverheid en stakeholders een Noordzeeoverleg in te richten en in werking te stellen. Met als doel om samen met de betrokken ministeries en maatschappelijke partijen tot een ‘Noordzeeakkoord’ te komen.
De partijen die begin 2019 als initiatiefnemers het Noordzeeoverleg begonnen zijn: Greenpeace, TenneT, NWEA, Visned, Nederlandse Vissersbond, Havenbedrijf Rotterdam, EBN, WNF, Vogelbescherming Nederland, NOGEPA, Natuur & Milieu, Stichting De Noordzee en de ministeries van EZK, LNV en IenW.
In februari 2020 hebben de partijen in het Noordzeeoverleg, onder begeleiding van onafhankelijk OFL-voorzitter Jacques Wallage, overeenstemming bereikt over het Onderhandelaarsakkoord. In juni 2020 is het Akkoord voor de Noordzee vastgesteld met een looptijd tot 2030. Daarin staan gedragen keuzes en afspraken voor de drie transitieopgaven op het Nederlandse deel van de Noordzee, rekening houdend met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart en zandwinning. Inmiddels wordt onder leiding van onafhankelijk voorzitter Sybilla Dekker aan de uitvoering gewerkt.